Voorbeelden

Eerste alinea

Duurzame restauratie van monumentaal hofje

Met zeer hoogwaardig isolatieschuim, infrarood reflecterende toplagen en dito dampfolie is het historische dak van het Hoofts Hofje in Den Haag geïsoleerd, op een wijze waaraan menig nieuwbouwhuis niet kan tippen. Dat het oude pannendak daartoe met zes centimeter is ‘opgetild’, doet aan de monumentale waarde geen enkele afbreuk.

De gebreken aan het uit 1756 daterende Hoofts Hofje aan de Assendelftstraat in Den Haag waren omvangrijk. Recente inspectierapporten van de Monumentenwacht bevatten tientallen waarnemingen van schade aan het dak, goten, muren en kozijnen. ‘En dat alles nog los van het afnemende wooncomfort voor de bewoonsters’, vertelt de regent van het hofje, Ferdinand van Notten. Hij memoreert de ontstaansgeschiedenis van het rijksmonumentale hofje: ‘Die gaat terug tot 1733. Toen bepaalde de bemiddelde en ongehuwde 55-jarige Angenis Hooft in haar testament dat haar nalatenschap aangewend zou moeten worden voor een nieuw te stichten hofje. Een complex van zestien woningen voor “bejaarde vrijsters en weduwen, die belijdenis sijn doende van de Gereformeerde Religie”. Een jaar later overleed zij. Haar vastgoedbezittingen in Amsterdam en Den Haag werden verkocht en de opbrengsten werd geheel volgens haar wens twintig jaar vastgezet om rente op te brengen’.
In 1754 werd gestart met de bouw van het U-vormige hofje. Een kloek voorgebouw aan de straat, met centraal een rijk behandelde ingangspartij met zandstenen kuifstuk boven de gevellijst. Daarachter twee vleugels van elk vier huisjes met een beneden- en bovenwoning. Behalve de zo gevormde zestien woningen kreeg het hofje twee regentenkamers, één voor de Amsterdamse en één voor de Haagse executeur. ‘Die laatste had het meeste te vertellen, want bij hem stond de geldkist’, lacht Van Notten. ‘De bewoonsters hoefden lange tijd geen huur te betalen, kregen zelfs een uitkering en turf om in de winter te stoken. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd een geringe huur gevraagd, anderhalve gulden per week’. Van Notten noemt het ‘sociale woningbouw, avant la lettre, want tegenover deze voorzieningen stond het wonen in gehorige huisjes met dunne wandjes, met enkele gemeenschappelijke wasruimten en een pomp’. Ondanks een restauratie in de jaren dertig van de vorige eeuw en enkele latere aanpassingen, was begin deze eeuw duidelijk dat het hofje ingrijpend gerestaureerd diende te worden.

Begeleiding opdrachtgevers

Van Notten loopt het binnenterrein van het hofje op, met in de hand de waaier ‘Schade aan uw monument’. Een uitgave van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM), waarin overheid, opdrachtgevers en opdrachtnemers gezamenlijk kwaliteitsrichtlijnen opstellen voor het uitvoeren van restauraties. De waaier toont met foto’s veertien voorbeelden van veel voorkomende schades, en geeft aan welke stappen een eigenaar kan zetten om zorgvuldig herstel mogelijk te maken. Van een scheur in een tuinmuur weet Van Notten de oorzaak; de wortels van een boom. De in de waaier aanbevolen scheurmeter is inmiddels geplaatst en de boom is verwijderd. Het houtwerk rond de ramen bezorgt hem meer zorgen. Dit is zo gammel en verrot dat de kozijnen zullen moeten worden vervangen. ‘Restauratie-architect Evert-Jan Nusselder en restauratiebouwbedrijf Burgy bereiden een integrale restauratie voor, met inbegrip van raamkoorden, gewichten, tochtprofielen, isolatieglas, hoogwaardige kitten en schilderwerk’, meldt Van Notten.

Monumentwaarden

De architect en het bouwbedrijf hebben zojuist het herstel en de isolatie van het dak afgerond. Daarvoor is op het bestaande dakbeschot een buitendaks isolatiepakket van ruim zes centimeter dik geplaatst. Het oude pannendak is vervolgens daarop weer teruggebracht, zonder technische of visuele conflicten in de aansluitingen op schoorstenen, dakkapellen, goten en muurwerk. Architect Evert-Jan Nusselder licht toe: ‘De aanpak volgt het systeem van Duurzame Monumentenzorg (DuMo). Hierbij staan de monumentwaarden van het gebouw centraal en zijn randvoorwaardelijk voor de aanpassingsmogelijkheden op het gebied van duurzaamheidsverbetering en energiebesparing. Essentieel is een rekenmodel waarmee de kwaliteiten en de kwetsbaarheden van het monument in getallen worden uitgedrukt. Deze worden doorgerekend in verschillende scenario’s van aanpak. De hieruit voortvloeiende kengetallen zijn vergelijkbaar met het in de praktijk van duurzaam bouwen bekende rekenmodel Greencalc+’. Nusselder geeft aan dat het rekenmodel het mogelijk maakt de duurzaamheidsnorm van een monument te relateren aan die van een nieuwbouw- of renovatieproject. In al die gevallen geldt als norm een milieu-index van rond de 190. Het door de architect gehanteerde rekenmodel leverde voor het isoleren van dak en vensters, in combinatie met aanpassingen van de installaties een score van 231 op. ‘Het Hooftshofje’, aldus Nusselder, ‘bleek zeer kansrijk in termen van duurzaamheidsverbetering. Dat kwam niet alleen door het gegeven dat het gebouw technisch sterk was gedateerd, maar ook doordat twee bepalende bouwkundige elementen aan herstel en restauratie toe waren. Beide, het dak en de ramen, konden een goede bijdrage leveren aan verbetering van comfort en energiebesparing’.

Bouwteam

‘Een leerzame periode’, noemt Ferdinand van Notten het restauratieproces. Hij participeert nu voor het eerst van zijn leven in een bouwteam. ‘Interessant is om de onderlinge kennisuitwisseling waar te nemen. Zowel tijdens de bouwvergaderingen als op het werk, waar ik geniet van het vakmanschap. Probeer ik de discussie te volgen tussen bijvoorbeeld de architect en een loodgieter over de wijze waarop rond een dakkapel nieuw zink moet worden aangebracht’. Wat hem ook tevreden stelt, ‘hoewel economisch gezien merkwaardig’, is dat de investeringen in onder meer de isolatie de bewoonsters van het hofje minder stookkosten, en een groter wooncomfort bezorgen. ‘Want ook dit past geheel in de traditie van Angenis Hooft.’
Evert-Jan Nusselder beklemtoont tot slot het belang van ‘goed opdrachtgeverschap’. ‘Initiatieven als die waaier van de stichting ERM met praktische tips voor vakkundig herstel kunnen daarbij eigenaren en beheerders van monumentale gebouwen, die beroepsmatig niet met restauraties te maken hebben, ondersteunen in het maken van keuzes en het bepalen van de aanpak. “Welke architect heb ik nodig”, “hoe weet ik met een vakkundige aannemer te maken te hebben” of “waar moet ik op letten wanneer een restauratieplan mij wordt gepresenteerd?” Voor de beantwoording van dat soort vragen zijn de kwaliteitsrichtlijnen van de stichting ERM essentieel’.

Tekst Theo van Oeffelt
Illustraties Evert-Jan Nusselder

Zoeken

Thema's